Op 23 maart 1998 verliet mijn vader dit leven.
En toen viel alles stil in mij…

In het jaar van zijn sterven was ik eerst gewoon boos, écht boos. Want hoe haalde hij het in zijn hoofd om mij weer te verlaten. Mij alleen te laten. Want mijn vader, moet je weten, was voor mij de enige persoon die mij écht zag. Als hij vroeg hoe het met me ging, was hij oprecht geïnteresseerd en tegen hem kon ik dan ook zeggen hoe ik me werkelijk voelde. Mijn vader liet het daarbij ook niet na om mij te laten merken hoe ongelooflijk trots hij op me was, ook toen ik diep in de shit zat. Maar zeker toen ik uit die shit omhoog was geklommen. Zijn kleine meisje stond daar bijvoorbeeld mooi een diploma in ontvangst te nemen.

Mijn vader en ik waren twee handen op één buik, wij leken op elkaar. Hoe wij beiden totaal verdiept in ons boek op de bank konden zitten, door niets of niemand gestoord. Maar veel later merkte ik pas dat we ook op de minder fraaie dingen op elkaar leken. We waren bijvoorbeeld allebei weglopers. De dingen om ons heen konden hem ( en mij) echt teveel worden. Ik had altijd gedacht dat ik op mijn moeder leek, maar hoe ouder en wijzer ik word, hoe meer het mij duidelijk wordt dat ik op hem lijk.

Ik had mijn vader op een voetstuk staan, en toen hij ervandoor ging om het avontuur op te zoeken, eerst door een rondreis door Azië te maken en daarna door aan te monsteren op een wedstrijd-zeiljacht, vond ik hem supercool, al mistte ik hem vreselijk. Mijn vader was mijn held. Toen ik later zelf kinderen had realiseerde ik me wat hij toen had gedaan…. mijn moeder met vier pubers alleen laten, waaronder ik: de überpuber. Pas jaren later voelde ik pas die verlating en dat sloeg in als een bom.

Ik heb hem dat allang al vergeven, hij deed wat hij kon doen in de situatie die er was. Hij heeft met zijn harde jeugd moeten leven en het is een voorbeeld voor mij hoe hij in het leven stond. Genietend, charmant, altijd vol practical jokes. Maar ook kon hij echt teneergeslagen zijn. Hij had het niet best gehad in zijn jeugd en als jongen werkte hij al vroeg op de Grote Vaart. Mijn oma en haar kinderen geld toesturend zodat zij haar hoofd boven water kon houden. Mijn vader voelde zich ontzettend verantwoordelijk voor zijn familie en probeerde als jongen al het gemis van zijn vader in het gezin goed te maken. Dat gevoel van verantwoordelijk zijn heb ik trouwens ook van hem.
Later, toen hij ‘overspannen’ thuis kwam te zitten wist hij het allemaal niet meer.
Een tjalk, onze boot ‘de Lobbes’, werd zijn arbeidstherapie.
Mijn moeder was zijn grootste liefde en de spil in zijn leven, al werd hij soms gillend gek van haar.

Mijn vader was een levensgenieter en heeft mij doen inzien dat als je iets wilt, je het altijd kon bereiken. Bij iedere stap die ik vooruit deed, voelde ik zijn trots.
Ik denk wel eens dat ik mijn moeder tekort heb gedaan, door hem zo te adoreren. Bijvoorbeeld toen ik jarig was, 8 jaar werd, was mijn vader niet bij me. Ik heb tot ‘s avonds zitten wachten bij mijn opa thuis in Limburg in een huis vol visite voor mij tot hij op kwam dagen. Mijn vader was toen vertegenwoordiger en zat gewoon de hele dag op de weg. Mijn verjaardag met alle visite en kadootjes daar, dat deed me niks, tot hij eindelijk aankwam. De clownspop die hij meenam heb ik jarenlang achter mij aangesleept. Maar terugdenkend… wat was ik eigenlijk ongezond afhankelijk van zijn aanwezigheid.

En toen, in 1998, ik was toen 34, verliet hij me. En ik zat bij hem de dagen voor zijn sterven en ik zag dat het niet meer ging. In die laatste dagen hebben we heel open en goede gesprekken gehad en op het laatste moment, toen hij zijn moeder zag staan, riep ik hem toe: “ga maar, laat maar los….” Ik meende dat, ik gunde hem zijn moeder en ik gunde hem de rust. Hij was zo ziek.
En ik? Ik was niet belangrijk.

Nu pas, nu ik bijna 53 ben, kan ik rouwen, maar dan vooral óók rouwen om mezelf. Verdriet over mezelf hebben. Want ik was wél belangrijk, maar hoe makkelijk leek het toen om niets te voelen. Mijn beste vriend had me verlaten en dat stopte ik weg achter mijn stoere masker.
Niet lang na zijn sterven werd ik voor het eerst zwanger, en ik voelde mijn vader grinniken. Ik had hem op zijn ziekbed gezegd dat ik het zo vreselijk vond dat hij nooit mijn kinderen zou gaan zien. “Ach kind, jij bent de wijste geweest om nog te wachten met kinderen, maar ik ga ze echt wel zien hoor. “
Mijn rouw heb ik toen logischerwijs uitgesteld. Mijn aandacht lag bij het leven dat in me groeide.

Net liep ik door de supermarkt en mijn oog viel op een verse braadworst van een pond. Ik dacht aan mijn vader, hoe hij eens vertelde dat hij altijd gedroomd had over zo’n hele grote worst, helemaal voor zichzelf. Mijn vader was een oorlogskind, dus het is wel duidelijk waar die wens vandaan kwam. Op zijn verjaardag heb ik de slager eens een worst van bijna een kilo laten maken. Strik erom gedaan, helemaal voor hem alleen. Ik vergeet nooit meer de blik op zijn gezicht.
Vanavond eten we dus verse worst en ik vertel mijn kinderen over hun opa. Die ze nooit werkelijk ontmoet hebben, maar die altijd bij ons in huis is geweest en ze dus tot op de dag van vandaag meemaakt.

Dag papa, ik weet dat je achter me staat. En als je me nu een cadeautje zou geven, dan zie ik wat je in je hand hebt. Met jouw memorabele woorden op z’n brabants als de dingen even wat lucht nodig hadden, of als je gewoon weer ‘s wat flauwekullerigs wilde zeggen…:  “Blaas ‘tum maar op” en dan open je je hand en geeft me een lege rode ballon.